
Eind mei ligt Ataraxía versgeschilderd en opnieuw bedraad en bekleed in het water, op een bescheiden lijstje klussen na klaar om te gaan varen. Maar omdat de scheepsdiesel érgens van moet ronken, is het met het aanbreken van het zomerseizoen tijd om betaald werk te gaan doen.
Geluksvogel die ik ben, vind ik werk -jawel!- op zee. Heel juni vaar ik mee als maat op de Cherokee: een 50-voet offshore charterjacht dat ieder jaar een lange route door Europa vaart. Aan boord is ruimte voor maximaal 8 gasten die steeds een ruime week aan boord blijven, waarna ze plaats maken voor nieuwe gasten. Dit jaar voert (vaart) de route tegen de klok in om het Verenigd Koninkrijk. Ik vaar mee van Rotterdam naar de Orkneys, en vanuit daar naar de Faeröer-eilanden.

Na vierentwintig uur op de veerpont naar Venetië en een lange rit naar de lage landen kan ik meteen door in mijn dagelijkse ritme aan boord van Cherokee: bootklusjes, schoonmaaksessies, kleine reparaties: ik stink al snel vertrouwd naar diesel en de nieuwe broek die ik had aangeschaft om toch enigszins fatsoenlijk voor de dag te komen zit in een ommezien onder de sikaflex. Hoe die zeilende vloggers op hun blitse boten het presteren om er altijd brandschoon en pasgestreken uit te zien is me een raadsel: zodra ik ergens voet aan boord zet, kruipt de motorolie onder mijn nagels en vinden verf en kit onherroepelijk hun weg naar mijn enige schone kledingstuk.
Cherokee
Vorig najaar voer ik al eens met Cherokee mee van A Coruña naar Brest. Ik ken de boot dus, en ik weet wat ik aan schipper Jouke heb. Die heeft meer jaren zeilervaring dan ik levensjaren en hij beheerst zijn schip alsof het om een extra ledemaat gaat. Hij hoeft niks te bewijzen en daarom is het met hem ontspannen varen, en bovendien erg leerzaam. In windstilte of op wilde zeeën, met kruisdeining of in een tidal race: iedereen aan boord voelt dat alles onder controle is. Met zoveel ervaring om op terug te vallen is er ruimte voor improvisatie als dingen anders lopen dan gepland. En dat gebeurt aan boord van een boot eigenlijk vaker wel dan niet. Deze eerste week, die ingericht is als zeezeiltraining, besteden we dan ook veel aandacht aan de verhouding tussen voorbereiden, anticiperen, observeren en improviseren

Langs de oostkust
De avond voor vertrek arriveren onze drie gasten en Belinda, die als wachtleider met ons meevaart. De eerste etappe brengt ons vanuit Rotterdam, onder de Erasmusbrug door, naar Maassluis. Vanuit daar steken we in één ruk over naar Whitby, aan de kust van Yorkshire. Ik ben -na zeven maanden op de werf- wat wiebelig op de benen, maar het is rustig weer en tegen de tijd dat we de haven van Whitby aanlopen heeft mijn lijf het ritme van de zee weer te pakken. Na een rustdag om Whitby te bekijken en ons te laven aan de befaamde Fish & Chips in dit typisch Engelse havenplaatsje varen we verder naar Stonehaven, in Schotland. Een hogedrukgebied boven de Noordzee zorgt ervoor dat typisch Schots weer uitblijft: het is warm, droog, zonnig en nagenoeg windstil, dus eerder Grieks dan Schots. Geen ideale omstandigheden voor een zeezeiltraining, maar toch ook niets om luidkeels over te klagen.


Dunnottar Castle
De natuur barst uit haar voegen in dit stralende zomerweer en ik moet me een weg banen door bloeiend fluitenkruid om het wandelpad vanuit de haven naar Dunnottar Castle te kunnen volgen. Ik plof neer in het hoge gras, uitkijkend over de imposante rots waar een al even imposant kasteel op gebouwd is in een tijd zonder graafmachines en hijskranen. Op de achtergrond zie ik een groep dolfijnen zwemmen, in de baai beneden me gaat een zeilbootje voor anker, boven me neemt een wolk de vorm aan van een schoener. Het ‘t-pii t-pii!’ van een groep scholeksters maakt het schouwspel compleet. Ik kauw op een grasspriet en prijs mezelf weer eens zeer gelukkig.

Oude bekende
S’ middags meert er een klein bootje bij ons langszij, met een vitaal ogende zeiler met een sprankelende oogopslag. Jouke is hem een aantal jaar geleden al eens eerder tegengekomen en de twee begroeten elkaar als oude vrienden. Murdoch McGregor is een beroemdheid, kom ik al snel achter. Op zijn 72e kocht hij zijn eerste zeilboot, van 22 voet. Toen bleek dat hij het zeilen snel onder de knie kreeg, besloot hij dat het tijd was voor een maatje groter, voor wat meer comfort aan boord tijdens langere tochten. Het werd een hunter 23, van -inderdaad- 23 voet. Daarmee zeilde hij rondom het Verenigd Koninkrijk, en werd daarmee (op 82-jarige leeftijd) de oudste persoon ooit om die tocht te volbrengen. Dat bezorgde hem de titel ‘Sailor of the year‘ in 2021. In het plaatselijke café wisselen we sterke verhalen met hem uit, onder het genot van een lokaal biertje.

Stilte
We varen verder naar Wick, in het noorden van Schotland. Ook op deze etappe is de zee rustig en overdonderend stil. We moeten goed smeren om niet te verbranden; de nachten worden naarmate we het Noorden naderen steeds korter. Spelend met koers en zeiltrim proberen we het beetje wind mee dat we hebben zoveel mogelijk te benutten. Grienden en dolfijnen laten zich in deze stille wereld niet alleen makkelijk zien, maar ook goed ruiken. De sfeer aan boord is goed, we bespreken meteorologie en scheepvaartregelementen en oefenen tijdens de twee uur dat het donker is met de lichtsignalen aan de horizon. En we oefenen ons geduld en ons vertrouwen in de wind, die soms inzakt maar toch steeds voldoende terugkomt om te blijven zeilen.


Wissel in Wick
Eindbestemming van deze eerste etappe is Wick, een onaanzienlijk plaatsje waar de grote leegstand doet vermoeden dat er ooit wel iets gebeurde, maar waar nu alleen nog een enkele grijze Schot voortschuifelt tussen de grijze muren van het stadje. Zijn wandelstok tikt tegen de grijze keienstraten; verder heerst er stilte. Vroeger barstte het hier ’s zomers van de bedrijvigheid, wanneer vissers uit de wijde omtrek zich aan de kade verzamelden. Ze hadden het voorzien op de haring, die hier in overvloed zwom. Ook de Nederlandse haringvloot trok hier naartoe, tot de haring het voor gezien hield en -geef ze eens ongelijk- verder naar het noorden trok. Sindsdien is er op de kade in Wick nog maar weinig te beleven.
Onze drie gasten gaan van boord en maken plaats voor vijf nieuwe gasten. Een Nederlandse vrouw, een Engels stel en twee Schotten: met het oog op de demografie sla ik vijf extra dozen thee en vijf pakken melk in. Builders’ tea, zo leerde ik vorig jaar, is onmisbaar tijdens de wacht. De volgende ochtend blijkt tot mijn ontsteltenis iedereen net zoveel zwarte koffie te drinken als ikzelf, en blijft de theepot onaangeroerd staan.
